recht en averecht en de ewrap
rond en platbreien
Het breien op een loom is anders dan op de naalden. Om met naalden de tricotsteek te krijgen, moet je 1 naald recht en 1 naald averecht breien. Op een loom is dat anders. Dan moet je elke toer rechte steken breien om op de tricotsteek uit te komen. En als je op de naalden ribbels wilt breien, brei je elke toer rechte steken. En ja...... op de loom is dat anders. Brei afwisselend 1 toer recht en 1 toer averecht om ribbels te breien.
Wat ook een verschil is met breien op de pennen, is dat je altijd naar de goede kant van je werk kijkt. Bij breien op pennen, draai je steeds je werk om, zodat je om de naald naar de achterkant van je werk kijkt.
Rondbreien kan zowel op de ronde looms, maar ook op de langwerpige knifty knitters. Er staat immers op de korte kanten ook een pin. Het trekt in het begin wat vreemd scheef, maar na een aantal toeren zal de spanning in de steken gelijk verdeeld worden en zal het breiwerk er regelmatig uit zien.
Begin met rondbreien bij het kleine pinnetje aan de zijkant. Dan weet je waar je toer begint en eindigt. Je kan ook de eerste pin van je toer merken met bv een klein elastiekje.
Bij plat breien, dus een lap breien, wikkel je heen én weer zonder de loom te keren, zoals bij gewoon breien. Dit kan op de ronde looms, maar uiteraard ook op de langwerpige looms. In dit geval heb je te maken met 2 kantsteken: de meest linker en de meest rechter steek. Vaak staat in het patroon wat je met die 2 steken moet doen. Het kan zijn dat de eerste steek van elke toer overgeslagen moet worden. (Na het breien van de laatste steek van een toer, ga je de andere kant opbreien. De laatste steek wordt in dat geval dus de eerste steek.) Maar het kan ook zijn dat je ze wel moet breien. Lees dus altijd het patroon goed door.
Bij rondbreien brei je als het ware in een spiraal. Er zijn geen kantsteken en je breit altijd dezelfde richting op. Je breiwerk wordt een 'koker'.
De rechte steek
Er zijn verschillende manieren om deze steek te breien. Als je naar amerikaanse patronen kijkt zie je ook verschillende namen: de knitstitch, de flatstitch en de U-stitch. Ik heb deze namen maar overgenomen in mijn patronen. Het uiterlijk van de steken is echter wel hetzelfde, al wordt de flatstitch iets kleiner dan de knitstitch. Het verschil tussen deze steken is de snelheid waarmee je kan breien. De flatstitch is supersnel en voor de knitstitch heb je iets meer tijd nodig om die te maken.
de flatstitch:
Na het opzetten haal je de werkdraad naar voor. Je legt hem bóven de lus op de pin en je wipt de lus over de werkdraad heen. Trek niet aan de draad! ga naar de volgende pin.
De U-stitch:
Ook hier leg je de werkdraad boven de lus op de pin, maar je maakt nog een bochtje om de pin heen, ( de U-turn) voordat je de lus over de werkdraad heen wipt. op deze manier wordt de steek iets groter. Ook hier geldt: niet trekken aan de werkdraad!
De knitstitch:
Leg de werkdraad boven de lus op de pin. Ga met je loomhaakje van onder naar boven door de lus op de pin, pik de werkdraad op en trek deze door de lus. Je hebt nu een neiuwe steek gemaakt. Haal de lus van de pin en zet de nieuwe steek op de pin.
De averechte steek.
Na het opzetten leg je de werkdraad ónder je pus op de pin. Ga met je loomhaakje van boven naar onder door de lus en pik de werkdraad op. Trek een lus. Haal de lus van de pin en zet de nieuw gemaakte lus op de pin. Je hebt nu de averechte steek gemaakt.
de eetjes-steek oftewel de ewrap
Proefje 2: de braid stitch
Zet hetzelfde aantal pinnen op met de dubbel ewrap
wikkel heen en weer met de ewrap ( dus 2 toeren)
er staan 3 lussen op elke pin. Wikkel ook de kantpinnen.
Haal dan de onderste 2 lussen over de bovenste lus
Er staat nog 1 lus op de pinnen
Wikkel weer heen en weer en haal de onderste 2 lussen over de bovenste.
Herhaal dit totdat je hetzelfde aantal toeren hebt gedaan als bij proefje 1.
De double stitch:
opzetten en 2 toeren wikkelen, ook weer met de ewrap. Haal dan de onderste lus over de 2 bovenste lussen. Er blijven 2 lussen op de pinnen staan.
Wikkel 1 toer met de ewrap en haal weer de onderste lus over de bovenste 2. Dus steeds 1 over 2 halen. Maak weer het zelfde aantal toeren als bij de andere lapjes
dit lapje is een minder hoog dan de vorige 2! Ik vond het erg lastig met overhalen, het werd erg strak. Het lapje zelf is heel stevig, wat voor sommige items wel handig zou kunnen zijn.
.
Half stitch
Zet weer die 12 pinnen op en wikkel 3 toeren. Wikkel ook weer de kantpinnen zo dat er 3 lussen opstaan.
Haal dan de onderste 2 lussen over de bovenste 2 lussen.
Wikkel dan steeds 2 toeren en haal dan de onderste 2 over de bovenste 2.
En dan als laatste de chunky braid stitch Hierbij worden 3 lussen over de bovenste lus gehaald.
Opzetten, 3 toeren wikkelen en 3 over 1 halen.
Om de flubberkantsteek te vermijden, heb ik deze keer bij de kantpinnen alle wikkelingen gemaakt, maar steeds de 1e wikkeling overgeslagen. Bij de kantpinnen haal je daarom 2 lussen over de bovenste. En dat werkte. De kantsteken zijn nu gelijk.
In het echt ziet het er beter uit, het lijkt nu een beetje rommelig.
En dan als allerlaatste….
Een combi van de ewrap en de flatstitch.
Om de beurt 1 pin met de ewrap breien en de volgende pin met de flatstitch, dus draad boven de lus en overhalen.
Met deze steek heb ik de kol in ewrap-flat gemaakt. (Zie mijn patronenpagina)
De tricotsteek
De tricotsteek is geen steek op zich, maar een combinatie van recht en averechte steken. Om de tricotsteek te breien, brei je op de loom in alle toeren alle steken recht. Je krijgt dan een lap in tricotsteek.
Al naar gelang het patroon kan je ook delen van je werkstuk in tricotbreien.
Maak jouw eigen website met JouwWeb